van Utrecht
Ze was de kerk voor de burgers en daaraan dankt Utrechts oudste
parochiekerk haar naam:
'Buurkerk'. De patroonheiligen waren Maria, de aartsengel Michaël en de apostel Andreas.
De oudste bouwdelen van de huidige
kerk
- waarin tegenwoordig het
Museum van Speelklok tot Pierement
gevestigd is - stammen uit de late 13e eeuw,
maar uit opgravingen is gebleken dat er eerst een oudere,
romaanse,
kerk heeft gestaan.
Deze oudere kerk werd echter in de tweede helft van de 13e eeuw door zware brand
getroffen. Er kwam toen een
gotische
kruisbasiliek,
die echter een eeuw later moest wijken voor nieuwe bouwplannen.
Rond 1370 werd de
toren
vervangen door een nieuwe ten westen van de oude
en in 1386 ving men met de bouw van een nieuw
koor
aan.
Verder kwamen er aan de noordzijde van de toren een raadskapel en aan de
zuidzijde een doopkapel.
Rond 1435 veranderde
bouwmeester
Willem van Boelre de doorsnede: de
basiliek
werd een
hallenkerk
door de verhoging en
verbreding van de
zijbeuken,
samengevat onder een enorme
kap.
Helaas ging deze kap, die een unicum in ons land was, tijdens de
storm van 1674
verloren.
In 1457 liet de toen 30-jarige
Suster Bertken
zich aan de zuidzijde van het koor
inkluizen. In de Choorstraat herinnert een steen aan de plek van haar kluis.
Haar aanwezigheid daar - ze zou er op 87-jarige leeftijd sterven! -
vertraagde de uitbreidingsplannen voor de koorpartij.
In 1500 was men al aan die uitbreiding begonnen, maar pas na de dood van de
kluizenares kon in 1520 de bouw
worden voltooid. De kerk had toen een vijfdelige
koorpartij en een vierbeukig
schip.
Bekend is dat de kerk meer dan dertig
altaren
telde. De meeste ambachtsgilden hadden er een altaar.
Na het aanbreken van de Reformatie werd het koor in 1586 afgebroken
ten behoeve van de aanleg van de Choorstraat.
Tekst: Ada van Deijk (10-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Edwin van den Brink